De grip
Om de bal recht en hard te raken, heb je een goede grip nodig. Belangrijk daarbij is dat beide handen als eenheid samenwerken. Dit is de beste methode:
- Open je linkerhand en leg het handvat van de club erin. Sluit de hand om het handvat. Je duim wijst naar beneden.
- Plaats je rechterhand onder je linker. Zet je rechterhand 'vast' aan je linkerhand. Dit kan op 3 manieren:
- Dus de pink van de rechterhand tegen de wijsvinger van de linkerhand.
- Leg de pink van de rechterhand op de wijsvinger van de linkerhand.
- Klem de pink van de rechterhand tussen wijsvinger en middelvinger van de linkerhand.
Algemeen
Voor elke slag gelden dezelfde basisprincipes. Belangrijk is dat je lichaam en de club goed zijn uitgelijnd en dat je de slag op de juiste manier uitvoert. Kortweg gaat het zo: Beslis waar je de bal naar toe wilt slaan. Zorg ervoor dat het clubhoofd en je schouders in de juiste richting wijzen. Beweeg je club langzaam en laag naar achteren (achterswing). Sla de bal (swing). Zorg ervoor dat je de slag helemaal afmaakt.
Stand
De basishouding of slagpositie is bij elke slag hetzelfde. Bij Pitchen, Chippen en Putten lees je hoe je de slag afrondt. om in de juiste slagpositie te komen, voer je de volgende stappen uit:
- Leg het clubhoofd recht achter de bal, zodat het in de juiste richting wijst.
- Ga comfortabel achter de club staan.
- Draai je schouders in de richting van de plek waar je naar toe wilt slaan.
- Strek je linkerarm als je de slagpositie inneemt.
- Pak de club vast met je rechterhand.
Afhankelijk van de slag die je wilt maken, lees je verder bij Pitchen, Chippen en Putten.
Pitchen
- Ga in de slagpositie staan en leg de bal ter hoogte van de linkervoet.
- Breng de club laag en langzaam naar achteren. Als je dit niet doet, is de kans groot dat de bal getopt wordt en na de slag laag bij de grond blijft.
- Hou ook de zwaai naar voren laag. Hierdoor gaat de bal de lucht in. Naar mate je sneller 'door de bal heen' slaat krijgt de bal meer effect (backspin).
- Sla recht 'door de bal heen' om de bal naar voren te slaan. Zorg voor een goede grip en sla vanuit je schouders en niet vanuit je polsen.
Chippen
- Ga in de slagpositie staan en leg de bal bij de rechtervoet. Hierdoor wordt het makkelijker om 'door de bal heen' te slaan.
- Hou beide handen tijdens de slag voor de bal. Zo voorkom je dat de bal twee keer wordt geraakt.
- Breng de club langzaam en laag naar achteren en zorg ervoor dat de swing naar voren een versnelling heeft. Hierdoor blijft de bal de gewenste lijn volgen.
- Hou het clubhoofd tijdens de slag laag bij de grond. De lengte van de achterzwaai bepaalt de lengte van de chip.
- De hoek waarmee het clubhoofd de bal raakt, bepaalt de hoogte van de chip. Dus hoe schuiner het blad, hoe hoger de bal gaat. De bal gaat ook hoger als je de bal dichterbij de linkervoet legt.
Putten
- Ga in de slagpositie staan.
- Breng de club langzaam en laag naar achteren en zorg ervoor dat de swing naar voren een versnelling heeft. Dit zorgt ervoor dat de bal zijn lijn blijft volgen.
- De lengte van de putt wordt bepaald door de lengte van de achterswing. Harder slaan van de bal leidt tot onvoorspelbare effecten.
- Zet je voeten verder uit elkaar bij een lange putt.
- Wijs altijd de bal na met de putter en kijk niet te snel op.
Bunkerspel
Er zijn een paar regels om de bal goed uit de bunker te slaan. De belangrijkste is dat je 'door de bal heen slaat'. Zorg er daarbij voor dat de club een paar centimeter vóór de bal het zand raakt en voorbij de bal weer uit het zand te voorschijn komt. Je maakt de slag dus volledig af. Gebruik hierbij de chiptechniek.
Enkele trainingsvormen
Voor iedere slag vind je hier een aantal trainingsvormen. Het chippen en putten kun je oefenen op de oefengreen. Pitchen oefen je op de normale baan. Neem bij het oefenen van het pitchen niet meer dan drie ballen mee om pitchmarks (inslagsporen) te voorkomen.
Pitchen
- Ga met 3 ballen de baan op. Probeer met iedere eerste slag zo dicht mogelijk bij de hole te komen. Putten en chippen om de hole af te maken, is niet nodig.
- Probeer elk van de 3 ballen te spelen op een vooraf gekozen plek op de green.
- Tel het aantal greens dat je in één ronde raakt en probeer dit de volgende ronde te verbeteren.
Chippen
- Oefen het chippen door 5 lage, 5 hoge en 5 middenchips te spelen.
- Markeer een plek met een aantal tees. Speel vanaf verschillende positief de bal naar deze plek.
- Speel vanuit dezelfde positie verschillende pinposities aan.
- Chip altijd als de bal tijdens een trainingsronde buiten de green valt. Zo ontwikkel je gevoel voor de lengte van de chip en hoe hard je de bal dan moet raken.
Putten
- Plaats een tee op anderhalve putter afstand van de hole. Putt vanaf die plek en tel het aantal goede putts. Begin opnieuw te tellen als je mist. Ga door tot je je eigen record hebt verbeterd of meer dan 20 goede putts op rij hebt gespeeld.
- Plaats 5 tees op verschillende afstanden rond de hole. Probeer alle putts te maken. Mis je er één? Begin dan opnieuw. Ga door tot je alle putts achter elkaar gemaakt hebt.
- Speel putt-wedstrijden met andere spelers of begin een putt-competitie.
Mentaal
Haal altijd iets postiefs uit oefenrondes die je speelt en zorg ervoor dat je met een goed gevoel de baan verlaat. Iedereen heeft wel eens pech en zelfs de beste spelers scoren maar zelden optimaal. Oefenen, trainen en spelen doe je bij Pitch&Putt Golf - net als bij alle andere sporten - in de eerste plaats voor je plezier. Dus blijf positief denken, ook als het even tegenzit.
Zie de hindernissen op de baan niet als een probleem maar als een uitdaging. Ligt de bal voor een bunker of waterhindernis? Maak je dan over de hindernis zelf geen zorgen; als je de bal goed raakt, vliegt deze er moeiteloos overheen. Kies het punt waar je de bal wilt laten landen en gebruik de chiptechniek om de bal te slaan. Doe je dat goed en zorgvuldig, dan is er geen enkel probleem en vormt de hindernis juist een extra uitdaging.
|