Markten vormen een integraal onderdeel van het winkellandschap in Nederland. Dat winkellandschap is voortdurend in beweging, niet in de laatste plaats omdat de consument steeds grilliger en veeleisender wordt. Die consument hecht steeds meer belang aan kwaliteit, vraagt om keuzemogelijkheden en om gemak. Voor de aanbieder, of dat nu een warenmarkt, winkel of individuele ambulante handelaar is, is het zaak om steeds maar weer opnieuw te blijven inspelen op veranderingen in consumentengedrag.

De aanbieder moet over steeds meer informatie beschikken, zoals de kenmerken en de wensen van de klant, en moet in de zich snel veranderende omgeving, met tal van nieuwe aanbieders, zorgen voor klantbinding en verhoging van de efficiëntie van de eigenbedrijfsvoering. Het beeld is duidelijk: de detailhandel is flink in beweging en de concurrentie wordt heviger. Het merendeel van de gemeenten beschikt over een of meer markten binnen de gemeentegrenzen. Het is duidelijk dat - gemiddeld - elke gemeente in Nederland kan beschikken over minstens één centrummarkt. De grotere gemeenten (hieronder vallen gemeenten met +/- 50.000 inwoners) beschikken zelfs over gemiddeld bijna twee centrummarkten en minstens één wijkmarkt. Het aantal markten is gestaag toegenomen en er is sprake van een stabiliteit in het aantal markten.

De grote van de markt hangt veelal samen met de omvang van het verzorgingsgebied. In kleinere gemeenten met minder dan 20.000 inwoners bestaat de centrummarkt gemiddeld uit 23 kooplieden en 3 standwerkers, terwijl we in een middelgrote gemeente al snel over gemiddeld 60 kooplieden en nog eens 4 standwerkers spreken. (onder standwerkers wordt een marktkoopman/vrouw verstaan die publiek om zich verzameld en zijn/haar producten op een aansprekende manier presenteert om zodoende de producten te verkopen.) Het aantal kramen is meestal een veelvoud daarvan, omdat nogal wat kooplieden met meer dan kraam één werken. In woonkernen met minder dan 20.000 inwoners worden in het algemeen geen wijkmarkten gehouden. In plaatsen met 20.000 tot 50.000 inwoners zijn er nauwelijks wijkmarkten, maar wel één of meer centrummarkten. De omvang van een markt kan worden gemeten in het aantal standplaatsen voor kooplieden en standwerkers. Deze standplaatsen kunnen worden onderscheiden naar het type huisvesting waarvan gebruik wordt gemaakt: dit zijn kramen, verkoopwagens en grondplaatsen