Op 1 januari 2003 is het Nederlandse Erfrecht veranderd.
Deze wet staat in boek 4 Burgerlijk Wetboek. (artikel 4:1 t/m 4:233)
Over de laatste wijzigingen in de wet is zeer lang gepraat en de invoering hiervan werd telkens uitgesteld.
De belangrijkste wijziging met het "oude erfrecht" is dat de langstlevende echtgenoot financieel beter wordt verzorgd.
In het oude erfrecht (voor 1-1-2003) konden de kinderen hun erfdeel opeisen en de langstlevende echtgeno(o)t(e) was verplicht het erfdeel aan kinderen uit te betalen.
Hierdoor moest de langlevende echtgenoot meestal de "eigen woning" en andere vermogensbestanddelen verkopen, om de erfdelen uit te kunnen betalen. De langstlevende kon dan in sommige schrijnende gevallen in een klein huurhuisje met een klein pensioentje haar laatste dagen slijten of werd in een bejaardentehuis geplaatst.
De laatste wijziging van het Nederlandse erfrecht was in het jaar 1923. Tot dat jaar was de langstlevende echtgenoot geen erfgenaam. Alleen de kinderen konden erven. In het jaar 1923 werd de langstlevende echtgenoot dan ook erfgenaam en kon deze meedelen in de nalatenschap van erflater.
Nu, met ingang van het jaar 2003, krijgt de langstlevende echtgenoot nog meer rechten en kan deze van een goede oude dag genieten, zonder zich zorgen te maken, dat de kinderen hun erfdeel opeisen.
De langstlevende kan nu niet meer in financiële problemen komen.
Met ingang van 1 januari 2003 is het nieuwe Nederlandse Erfrecht in
werking getreden.
De belangrijkste wijziging ten aanzien van het "oude erfrecht" is, dat de
langstlevende echtgenoot met kinderen, cq geregistreerd partner met
kinderen, beter beschermd zijn.
|