Werkwijze van de thuisbrouwer
De thuisbrouwer werkt meestal met de zgn. 'infusiemethode'. Dit houdt in dat de maisch in stappen wordt verwarmd (met een vlam of elektrisch) van ongeveer 530C. tot 780C. De eerste rust is bij 530C. Dan een rust bij 640C. en tot slot een rust bij 730C. De verwarming dient met ongeveer 1 graad stijging per minuut te geschieden. Bij elke temperatuurfase hoort een rustperiode waarbij de pan of ketel met de maisch in een hooikist (of isoleren met een deken of oude slaapzak) wordt geplaatst om het warmteverlies zo klein mogelijk te maken. De duur van deze rustperiode is afhankelijk van de temperatuur, ik kom daar later nog op terug. Vervolgens wordt de maisch gespoeld met water van 800C. Dit gebeurt met het zgn. hevelfilter (hier kom ik later op terug). Daarna wordt het wort aan de kook gebracht, minimaal 1 â 1,5 uur, en wordt de hop toegevoegd. Na het koken moet de hop eruit gezeefd worden, dat doen we ook met het hevelfilter. Vervolgens moet het hete wort gekoeld worden. Dit kan op verschillende manieren, bijv. met een koelspiraal of in een teil met koud water. Vervolgens dient er een zakje bovengistende gist of een giststarter aan toegevoegd te worden. De hoofdgisting vindt plaats in een mandfles met waterslot en duurt van enkele dagen tot een week, e.e.a. afhankelijk van de temperatuur. Daarna wordt alles overgeheveld in een andere (of dezelfde ) glazen fles met waterslot voor de nagisting, welke verscheidene weken kan duren. Daarna kunnen we gaan bottelen.
|