De stek,
Voordat je gaat voorvoeren of vissen leer je eerst je watertje kennen. Je loopt wat er omheen en kijkt naar het water. Zie je beweging, en wat voor beweging is dat. Zijn ze aan het zonnen en waar doen ze dat en waar liggen de rietkragen en overhangende bomen en struiken. Is het water diep en waar liggen de zandbanken en diepe delen. Het is ook verstandig om eens met andere vissers te praten en vragen te stellen over dit soort zaken. Kijk ook naar de plaatsen waar zij heengooien en wat ze aan de haak doen. Wat voor systeem gebruiken ze? Vangen zij karper? Het zijn geen wetten, en het betekend niet dat jij morgen op hun plaats MOET vissen of hun aas of systeem MOET gebruiken, maar informatie kan je filteren en gebruiken voor je eigen dingen en doen en laten. Je komt dan dingen te weten over het water en het bijtgedrag en soorten rijkdom van het water. Maak je keuze, zoek een plaats van waaruit je deze plaatsen zo kort mogelijk kan bereiken en verzeker je er van dat niet al iemand anders daar vist, of dat je geen andere stekken dichtgooid met je lijn. Pas dan is dat jouw stek voor nu (en misschien ook de volgende keer).
Opstellen
Als je steuntjes in de grond gebruikt dan zet je het eerste steuntje in de buurt van de waterkant en het tweede steuntje in één lijn met de plaats waar je wilt vissen over het eerste steuntje op een afstand van elkaar zodat de hengel met het eerste oog voor het eerste steuntje ligt en met de achterkant van de hengel op het tweede terechtkomt. Ik zet meestal de hengel alvast in elkaar en leg hem op het eerste steuntje met het eerste oog ertegen, dan mik ik op de plaats waar ik wil vissen met de hengel en dan heb ik de afstand en de plaats van het tweede steuntje. Gebruik je electronische beetverklikkers dan draai je deze natuurlijk eerst erop.
Bij gebruik van een rodpod werk je ongeveer hetzelfde. Eerst zet je je rodpod in elkaar, daarna richt je de rodpod naar de plaats waarheen je wilt vissen. Zet alle onderdelen stevig vast, nadat je hem een beetje recht hebt neergezet (pootjes in- of uitschuiven). Monteer eventule beetverklikkers en wakers en wat je nog meer nodig vindt. Probeer de hengels altijd zoveel mogelijk naar je visplek te richten (in het verlengde van je lijn).
DAN EERST JE SCHEPNET KLAARLEGGEN! Stel je voor dat je beet krijgt terwijl je je tweede hengel nog in elkaar bent aan het zetten en je hebt je schepnet nog niet liggen! Het zou niet de eerste keer zijn. Leg je schepnet zo neer dat hij vanuit beide zijden van je rodpod binnen bereik is.
Nu pak je je hengels. Rustig in elkaar zetten en niets forceren. Monteer ook je molens en als je baitrunners hebt dan zet je de baitrun open (gemakkelijk bij het door de ogen halen van de draad), en monteer lood en haak en aas en gooi je hengel in naar je plaats waar je wilt vissen. Na het ingooien de lijn rustig strak trekken en op je steunen leggen. Als je een beetverklikker gebruikt dan controleer je of deze ook aan staat en functioneert en je hangt de waker aan de lijn. De lijn trek je een beetje slap, opdat de waker en naar boven en naar onder ongeveer evenveel speling heeft en controleer of je baitrun van de molen open staat. Met de tweede hengel idem dito.
Het monteren van het aas
Dit is heel persoonlijk, en of je nu D-rigs gebruikt, standaard met hair of baitbands (elastiekjes) of iets dergelijks, bij het 'op afstand vissen' op karper gebruiken we tenminste een systeem waarbij het aas naast de haak is gemonteerd. En dat moet zo soepel en beweegbaar als mogelijk, opdat het aas niet de haak stuurt, maar op een manier gemonteerd is waarbij de haak vrij bewegen en draaien kan, zodat het inhaken zo zeker als mogelijk ook gebeurt. De rest is PROBEREN! Begin met onderlijntjes van +/- 20 cm en met een aasmontage waarbij het aas ongeveer 1 1/2 cm onder de haak hangt. Heb je te maken met allemaal voorzichtige aanbeetjes (piepjes), maar geen fatsoendelijke run (piiiieeeep)? Maak dan de hair steeds een beetje korter ... totdat ... je wel een run kunt scoren. Neem van mij aan, runs zijn belangrijk. Ze bewijzen je dat je aas ok is, en je presentatie tenminste goed is. Hoe meer runs, hoe meer kansen je hebt op landen. Dus de frequentie is hier belangrijk, de rest volgt door aanpassingen van je systeem. Haak je echter wel goed in, maar zit de haak te diep in de bek gehaakt, dan maak je je hair langer, beetje bij beetje, totdat de haak goed door de lip zit. We haken het liefst door de onderlip. Daarvoor kan een langere of kortere onderlijn belangrijk zijn. Ook bij loschieters tijdens de drill, kan de ondelijnlengte een factor zijn. Er zijn vijvers hier in Brunssum, waar ik met onderlijnen van 10 cm vis, maar ook vijvers waar ik met onderlijnen van 15 of 20 cm vis.
De stand van de haak tov de onderlijn is ook heel belangrijk. Bij stif-rigs gemaakt van dikke nylon is de haakstand meestal ok, maar bij gevlochten onderlijnen is het gebruik van een line-aliner, of een krimpkousje, om de haak in de juiste stand tov de lijn te krijgen, meestal een noodzaak.
Kort samengevat is het doel, zo onopvallend mogelijk zijn, haken in de onderlip, liefst elke beet ook een run, zoveel mogelijk aanbeten creeren, alle aanbeten ook geland worden. Een aanbeet is een vergissing van de vis, aan jou de taak om hem en zijn vriendjes zo te misleiden dat zij zich gemakkelijk vergissen, maar dan ook niet meer losraken.
Ingooien
Voor het gemak veronderstel ik gewoon dat iedereen rechtshandig is, maar als je linkshandig bent draai dan gewoon de handaanwijzingen om. Pak je hengel op en pak met de rechterhand voor de molen en de linkerhand op of in de buurt van de onderkant van de hengel. Als je gooien gaat, kijk je eerst goed of je niets bij het ingooien kan raken, zoals stoelen, paraplu's, tassen of foedralen of andermans oog. Til met je rechterwijsvinger de draad tegen de hengel en klap de beugel van de molen om (open). Beweeg de hengeltop naar achter je en houdt de draad en de haak daarbij steeds in het vizier, opdat er niets in de knoop raakt of tegen het aas of de haak kan komen. Mik op het punt waarheen je gooien wilt door te voelen waar je lood hangt (achter je), en je gezicht en beide schouders naar het punt gekeerd. Als de zon je in de ogen schijnt, wil een petje met klep wel helpen. Met een stevige gedoseerde swing beweeg je dan de hengel naar voren toe en, bij dit overhands ingooien, laat je dan de lijn van je rechterwijsvinger los als de hengel op ongeveer 10 of 11 uur is. Het lukken van een worp en het bereiken van je voerplek/visplek is een kwestie van oefenen en zal zeker niet direct goed lukken. De raarste dingen gebeuren in het begin en zijn meestal een bron van hilariteit bij je visvrienden.
Beet
Je zit misschien al een hele tijd in het zonnetje te soezelen of onder je parapluutje in de regen als er plotseling met een ruk de waker omhoog gaat en je spoel gierend begint leeg te lopen. Als je beetverklikkers hebt dan is de kermis kompleet. Snel naar je hengel toe en aanslaan.....VOORZICHTIG.....als je baitrun openstaat zal zo'n onbesuisde aanslag zeker een enorme kluwen draad voor de molen als resultaat hebben. Het is een goede gewoonte om bij het aanslaan met één hand de molenspoel vast te houden om zoiets te voorkomen. Je kunt ook heel rustig je hengel oppakken en een slag aan de molenarm geven. De baitrun slaat dan automatisch om naar gewone slip en dit zal bijna het zelfde resultaat geven als aanslaan en je hebt niet het probleem dat je lijn in een kluwen voor de molen hangt, maar je verliest wel tijd. Ik geef daarna toch nog even een rukje aan de hengel om zeker te zijn dat de haak goed vastzit.
De Dril
De coole kikker uithangen helpt. Geen paniek dus. Houdt je hengel rechtop en laat de aktie van je hengel meewerken. De karper zal steeds, als hij gaat trekken, een stukje lijn nemen (dan staat je lijnslip goed). Meestal trekt de karper een tijdje en dan rust hij even uit. Elke meter die je van hem kan winnen moet je nemen. Steeds attend zijn en inhalen als het kan. Trek de karper niet met de molen naar binnen, maar met de hengel. Dus je hengel omhoog bewegen en dan met een neerwaartse beweging het stuk lijnwinst op je molen spoelen, Daarna weer je hengel omhoog bewegen enz, enz... De karper is, na een beetje oefenen, goed te sturen door hem de kop te laten draaien. Houdt daarvoor de hengel laag, haaks op de lijn, en probeer hem uit het evenwicht te brengen opdat hij wel moet bijdraaien. Je trekt hem als het ware, met de hengel, naar een andere richting toe. Niet te snel werken, want het is de bedoeling dat je hem moe maakt, en laat vooral je hengel het werk doen en de schokken opvangen. Is de karper nog erg fit, laat hem rustig nog eens en nog eens gaan en houdt zoveel mogelijk lijn tussen karper en hengel. De meeste losschieters gebeuren bij de kant waar de rek van de lijn het kleinste is, en als de karper nog te wild is ben je hem zo weer kwijt. Ze draaien zich in allerlei bochten en proberen overal achter en tussen te zwemmen. Een oudere vis is een vis met ervaring! Alle ervaringen, die ooit succesvol waren, gooien ze in de strijd.
|